Het begon waarschijnlijk al toen we net op de terugweg waren. Terwijl ik probeerde om je een reiger aan de overkant van de Oude IJssel aan te wijzen, probeerde jij me herhaaldelijk duidelijk te maken dat het riempje van je fietsstoeltje te strak zat. Daar had ik je de heenweg helemaal niet over gehoord. Dat waren achteraf de eerste signalen. Ik stopte, stapte van de fiets af, checkte het riempje van je zitje achterop mijn fiets en toen was het goed.
De vrouwen vooraan de groep lachten zo vriendelijk naar me. Ze zagen toen vast al wel wat ik niet zag.
Ik vond je wel wat stil en ik miste je vrolijke stemmetje toen we de vissers langs de waterkant passeerden. Daar zou je iets over zeggen of in ieder geval naar vragen: “Wat doet die meneer?” En als ik je dan antwoord had gegeven, had je waarschijnlijk je volgende vraag klaar: “Waarom?”. Maar je zei het niet. De grote groep fietsers die we tegenkwamen toen we de Rijksweg naderden, heb je dus ook niet opgemerkt. De vrouwen vooraan de groep lachten zo vriendelijk naar me. Ze zagen toen vast al wel wat ik niet zag. Ik dacht dat je rustig om je heen zat te kijken en alles in je opnam. En dat je me later die dag tegen bedtijd van alles zou vragen over wat je onderweg had gezien. Maar je deed het niet.
Pas op de Dubbeltjesweg kreeg ik een sterk vermoeden en probeerde ik achterom te kijken. Maar het lukte me niet zonder slingeren en dus keek ik snel weer voor me. Bij de vijf bomen stond een scooter op de weg naast de berm. De bestuurder leek nergens te bekennen totdat ik zo’n twintig meter verderop bij de fruitbomen een man zag reiken naar de laaghangende takken vol peren. Het leek alsof hij zich betrapt voelde toen we hem naderden want hij liep direct terug naar de weg. Ook dat ging dus aan jouw zicht voorbij.
Weet je, ik snap het ook wel. Je voelt je te groot om ’s middags nog even te gaan slapen. “Ik hoef niet naar bed”, zeg je als ik denk dat het wel goed voor je zou zijn. Vaak houd je het dan de rest van de dag ook wel vol. Maar soms als we midden op de middag onderweg zijn met de auto of de fiets en de beelden van het landschap flitsend aan je voorbij trekken, sluit je je ogen en laat je je hoofdje hangen. Dan moet je even bijtanken om daarna weer energiek verder te spelen alsof er niets gebeurd is.
We naderen ons huis en zonder dat ik het zelf gezien heb, weet ik het nu absoluut zeker. Ik plaats de fiets tegen de muur, maak de riempjes van je stoeltje los, draag je naar binnen en leg je op de bank. Je slaapt gewoon verder. Slaap maar lekker, lieve kleine meid. Volgende week word je drie. Wat mij betreft, mag je nog heel lang zo lief in slaap vallen.
Al sinds de aanleg van de tweede grote parkeerplaats in ons dorp, ergens eind vorig jaar, geeft het aanblik me een troosteloos beeld. Een enorm plein met zogenaamde grasstenen met vooraan een milieuparkje en aan alle kanten omgeven met gras. Hoog gras. In het begin dacht ik dat ik geduldig moest wachten; het zou vast
Weken geleden hadden we al afgesproken om ernaar toe te gaan. “Want de laatste keer dat we er waren, mochten we zelf stemmen wie er moest winnen”, gaf onze oudste als argument. En juist dat maakt de optocht in Baak zo leuk voor kinderen. Zelf vind ik deze optocht altijd de moeite van het bekijken
Ik strek mijn benen en zie dan dat de zool van mijn rechtergymp iets loslaat. Automatisch frunnik ik er met mijn vingers aan, alsof het daardoor weer vastzit. Ik laat het voor wat het is en strek mijn benen weer. De zondagochtendzonnestralen verwarmen mijn huid. Heerlijk. Tevreden kijk ik naar de mand vol opgevouwen was
“Zo, jullie zijn er mooi op tijd bij”, zegt de gastvrouw als ze vlak na openingstijd al vier geschminkte kindergezichtjes ziet. We waren inderdaad mooi op tijd gearriveerd bij de fruitboerderij en de kinderen lieten zich direct schminken. Ze waren de eersten van die dag en werden in een paar minuten kleurrijk omgetoverd tot tijger,
