Vanaf een comfortabel bankje met mijn voeten in het zand kijk ik naar ze. Hoe ze een hoge houten toren beklimmen en hun weg terugvinden via de glijbaan. Hoe ze met een graafmachine zand scheppen. Niet om er een zandkasteel of een ander bouwwerk van te maken maar om te ervaren hoe zo’n graafmachine eigenlijk werkt. Hoe ze schommelen, klauteren, samen lachen, ontdekken en plezier hebben. Soms kijken ze even mijn kant op en wisselen we een blik met elkaar. Zodra ze zien dat ik er nog zit, gaan ze ongestoord verder met hun spel.
Als ik op mijn horloge kijk en bedenk dat het ondanks de vakantie nu toch langzamerhand bedtijd wordt, hoor ik een paar voetstappen mijn kant op komen. Enthousiast en hoorbaar vermoeid begint onze oudste te vertellen wat ze allemaal heeft gedaan. Ik luister. Dat is op dit moment genoeg. Als ze klaar is met haar verhaal en ik haar zie nagenieten van dit kinderparadijs vraag ik: ‘Wanneer is voor jou de vakantie nou helemaal naar je zin? Als we elke dag naar deze speeltuin gaan, elke dag zwemmen of als elke dag de zon schijnt?’ Giechelend zegt ze: ‘Ik fluister het even in je oor, mama.’ Ik beweeg mijn hoofd naar haar toe en wacht geduldig op haar antwoord dat even simpel als verrassend is. ‘Elke dag een ijsje’, klinkt het tussen haar giechel door terwijl ze een paar uur daarvoor nog smakelijk een softijsje inclusief blauwe spikkels naar binnen heeft gewerkt.
Elke dag een ijsje. Dat klinkt mij als muziek in de oren. Ik ben altijd al gek op ijs geweest en om de een of andere reden zijn onze drie dochters dat ook. Genetisch bepaald waarschijnlijk. Niets aan te doen. Gewoon af en toe heel vaak aan toegeven. En dus nemen we op vakantie elke dag een ijsje. Een wens vervuld.
Bij thuiskomst besluiten we dat patroon met een interval van één of twee dagen voort te zetten. Stel je voor dat we ontwenningsverschijnselen krijgen. Een waterijsje in felle, vrolijke kleuren uit onze eigen diepvries. Of soms een hoorntje met roomijs.
Vandaag rijden we naar de ijsboerderij in Hummelo waar het houten ijshuisje met een regenboog aan kleuren en smaken ons elke keer weer keuzestress bezorgt. Waar de vrolijk gekleurde parasolletjes bij de picknicktafels en strandstoeltjes klaarstaan om ons te laten genieten van heerlijk boerenijs. Waar we de belangrijkste leveranciers van al dat lekkers in levende lijve kunnen ontmoeten in de stal of in de wei. Waar de kinderen zich vermaken met de trampoline, kabelbaan en traptrekkers en waar de geitjes hun nastaren terwijl ze zo hoog mogelijk proberen te schommelen. Hoezo een slechte zomer? Het is maar net hoe je het bekijkt. Vandaag is weer een wens vervuld.
Al sinds de aanleg van de tweede grote parkeerplaats in ons dorp, ergens eind vorig jaar, geeft het aanblik me een troosteloos beeld. Een enorm plein met zogenaamde grasstenen met vooraan een milieuparkje en aan alle kanten omgeven met gras. Hoog gras. In het begin dacht ik dat ik geduldig moest wachten; het zou vast
Weken geleden hadden we al afgesproken om ernaar toe te gaan. “Want de laatste keer dat we er waren, mochten we zelf stemmen wie er moest winnen”, gaf onze oudste als argument. En juist dat maakt de optocht in Baak zo leuk voor kinderen. Zelf vind ik deze optocht altijd de moeite van het bekijken
Ik strek mijn benen en zie dan dat de zool van mijn rechtergymp iets loslaat. Automatisch frunnik ik er met mijn vingers aan, alsof het daardoor weer vastzit. Ik laat het voor wat het is en strek mijn benen weer. De zondagochtendzonnestralen verwarmen mijn huid. Heerlijk. Tevreden kijk ik naar de mand vol opgevouwen was
“Zo, jullie zijn er mooi op tijd bij”, zegt de gastvrouw als ze vlak na openingstijd al vier geschminkte kindergezichtjes ziet. We waren inderdaad mooi op tijd gearriveerd bij de fruitboerderij en de kinderen lieten zich direct schminken. Ze waren de eersten van die dag en werden in een paar minuten kleurrijk omgetoverd tot tijger,
